Het architectonisch ontwerp van de Beemster, 2003 / VIERKANT. Verborgen symbool voor eindige perfectie, 1995
In het eerste nummer van De Nieuwe Schouwschuit publiceerde Pauline Hartman onder de titel Het architectonisch ontwerp van de Beemster een beknopte samenvatting van VIERKANT. Verborgen symbool voor eindige perfectie. Dit publiceerden Dominique Blom en Pauline Hartman in mei 1995 als afstudeerverslag van de Sectie Landschapsarchitectuur, vakgroep Ruimtelijke Planvorming, Landbouwuniversiteit Wageningen. In de samenvatting waren de afbeeldingen helaas niet goed gedupliceerd, maar ook door een verkeerde aanname van de grootte van de vierkanten levert het artikel geen bevredigende hypothese op over het ontwerp van het raster van de Beemster. |
"De indeling is gebaseerd op blokken van 1850 x 1850 meter en wordt als eerste genoemd in de vergadering van de hoofdingelanden op 27 maart 1611. Deze blokken worden gevormd door vijf wegen die van oost naar west lopen en drie wegen in noord-zuid richting. De zo ontstane blokken worden vervolgens door de 4 hoofdsloten in oost-west richting en de 4 hoofdsloten in noord-zuid richting opgedeeld in vierkanten van 925 x 925 meter."
|
De grote blokken in de Beemster zijn in werkelijkheid 2 x 934 m = 1868 m groot.
Op de genoemde vergadering van hoofdingelanden werd besloten om Lucas Sinck op de kaart "... vier wegen inde lengte ende vier weghen inde breedte, al tesamen op gelijke distantie van malkander ende weynkelhaek liggende ..." te laten tekenen, alsmede "... de tochtsloten, vijf inde lengte ende vijf inde breedte, midden tussen de weghen ofte dijken gelegen ...". Afstanden werden hier nog niet genoemd, verder werden het uiteindelijk 5 x 5 wegen en 4 x 4 sloten.
|
"Tijdens het onderzoek vonden we een interessante landkaart in het koninklijk archief in Den Haag waarop aanwijzingen stonden dat in de Beemster de Gulden Snede en de regels van Serlio daadwerkelijk waren toegepast."
|
Bedoeld wordt hier een kaart die zich (ook?) in de beeldbank van het Westfries Archief bevindt. Het gaat hier echter niet om een kaart met geometrische figuren waarmee het raster van de Beemster zou zijn bepaald, maar om een kaart waarop (in 1614?) is aangegeven welk gebied de stad Hoorn bij haar jurisdictie wilde trekken, compleet met geplaatste banpalen. Als basis is een kavelkaart uit 1612 gebruikt, die aan de ingelanden van de Beemster werd uitgereikt om hun door loting verkregen landerijen aan te wijzen.
Vanuit bestaande bangrenzen aan de rand van de Beemster zijn hierop enkele lijnen door de Beemster getrokken, schijnbaar om het te claimen gebied van Hoorn te berekenen. Ook staat er een ruwe halve cirkel rondom De Rijp, getrokken vanuit de noordelijke en zuidelijke bangrens. Deze is dus, ook gezien de jaartallen, geenszins een aanwijzing voor het gebruik van de Gulden Snede! En ook niet een mogelijke manier waarop de plaats van de Zuiderweg zou zijn bepaald.
|
"Op de kavelkaart van 1611 staat een cirkel getekend met een straal van 2600 m. Deze cirkel raakt aan de Jisperweg. Wordt nu de straal van de cirkel vergroot zodanig dat de cirkel twee hoekpunten van de Jisperweg snijdt, dan blijkt dat de cirkel precies dat punt snijdt waar de Wormerweg de Zuiderweg snijdt. Dit zou een andere mogelijke constructie van de Zuiderweg kunnen zijn."
|
Hierboven is al aangetoond dat bedoelde kaart niet van 1611 maar van later datum is, en dat hij niet te maken heeft met polderontwerp maar met bangrenzen. Hij kan dus onmogelijk zijn gebruikt voor het bepalen van de plaats van de Zuiderweg.
Nog afgezien van het willekeurig vergroten van de straal om de cirkel aan te passen aan de theorie, je kunt immers het middelpunt leggen waar het het beste uitkomt ....
|
"De hoofdvorm van de Beemster is hoogstwaarschijnlijk de basis geweest voor het bepalen van de maat van het raster." "Uit de plaatsing van de Middenweg en de vorm van de polder kan het vierkant, waarop de constructie is gebaseerd, gevormd worden."
|
De maat van het basisraster is bepaald door de oppervlakte van de tussen wegen en sloten ingesloten landerijen, 100 morgen. Daardoor ontstonden dus blokken van hart op hart 248 roeden ofwel 934 m. De 100 morgen heb ik voor het eerst vermeld gevonden in de Kavelcondities van 1612.
Het hart van het basisraster ligt niet in Middenbeemster, maar op de kruising van Middenweg en Middelsloot.
Het hiernaast gesuggereerde grote vierkant kent geen aanknopingspunten in het landschap, noch is het gevonden op een landkaart.
|
"Voor het bepalen van de ligging van de Wormerweg en de Purmerenderweg lijkt gebruik te zijn gemaakt van de Gulden Snede ... Ook de aanpassing van het waterraster bleek te zijn bepaald door de toepassing van de Gulden Snede."
"De Zuiderweg is iets anders tot stand gekomen. Hier gebruikten de landmeters de omzetting van een vierkant in een rechthoek volgens Serlio".
|
Op de pagina Raster heb ik aangetoond dat de ligging van de Wormerweg, Purmerenderweg en Zuiderweg niet op die manier bepaald kan zijn.
Wie nevenstaande schets op schaal probeert na te tekenen, komt er snel achter dat dat onmogelijk gaat lukken.
|
Zee van land, 2005
|
"Het assenkruis van de Middenweg en de Middensloot vormde de basis van het klassieke kolonisatieraster van de Beemster. De Middenweg deelt de polder in twee helften en vormt de as van de droogmakerij ... Wegen en tochten omsluiten daardoor steeds een 'ideaal' vierkant van 1800 bij 1800 m., de module van het kolonisatieraster. Deze 'poldermodule' is weer opgebouwd uit telkens vier vierkante polderblokken van 900 bij 900 m., elk bestaande uit vijf 'basiskavels' van 180 bij 900 m. met een oppervlakte van 20 morgen. Het snijpunt van de assen vormt het midden van het 'poldervlak', opgebouwd uit twee maal drie ideale vierkanten van 1800 bij 1800 m. Het poldervlak is met een lengte-breedteverhouding van 2 : 3 perfect in overeenstemming met de klassieke proportieleer. Om het centrale poldervlak werd een 'mantel' van polderblokken van 900 bij 900 m. gelegd, een zone die in beginsel eveneens regelmatig is."
|
De auteurs zijn begonnen te redeneren vanuit het correcte middelpunt van de Beemster, de kruising Middenweg-Middensloot. Maar waarom ze daarna opeens een 'poldervlak' van 2 bij 3 grote vierkanten zien liggen is mij onduidelijk, daarvan wordt in de officiële documenten uit de tijd van de droogmaking helemaal niet gesproken. Uitgaande van de wel genoemde oppervlakte van 100 morgen zijn er rondom het middelpunt 40 perfecte vierkanten te vinden.
De polderblokken in de zogenaamde 'mantel' zien de auteurs dan opeens wel als blokken van 100 morgen ...
Hoe men aan de afmetingen van 1800 m, 900 m en 180 m is gekomen is mij een raadsel. Wie de moeite neemt de afstanden in de Beemster exact op te meten, ziet meteen dat deze maatvoering zowel feitelijk als historisch onjuist is.
|
"Aan de zuidkant zou de volgehouden regelmaat tot een vreemde positie van de Zuiderweg en zeer onvoordelige dijkkavels hebben geleid, zodat hier rechtstreeks bemiddeld werd tussen poldervlak en rand door de kavels in de mantel in te korten."
|
Dat is precies wat ik ook concludeerde [ik heb dit boek pas gelezen na de publicatie van mijn hypothese in De Nieuwe Schouwschuit].
|
"Mogelijk zijn er geometrische regels gebruikt bij het uitzetten van de wegen in de mantel. De ligging van de Wormerweg en de Purmerenderweg komt overeen met het resultaat van een 'Gulden Snede'-projectie. De ligging van de Zuiderweg komt ongeveer overeen met de omzetting van een vierkant (uit het poldervlak) in een rechthoek met gelijk oppervlak (in de mantel) volgens Serlio."
|
Helaas hebben de auteurs deze bewijsbaar onjuiste alinea rechtstreeks overgenomen uit bovengenoemd afstudeerverslag van Dominique Blom en Pauline Hartman uit 1995. Gelukkig houden ze wel een slag om de arm: "Mogelijk" en "ongeveer", maar deze termen doen nogal afbreuk aan de precisie waarmee het Beemster raster is ontworpen en aangelegd.
|